ooit

ooit
legden wij bloemen
bij drie mannen
met zichtbare ribben
en holle ogen
struikelend, weerbarstig
geboeid, verslagen
Narcissen
We hadden er allemaal twee
precies één bosje
dan was het niet zo duur
De man naast het beeld
stond als betoverd stil
blauwgrijs uniform
geweer, helm
hoge donkere schoenen
Verdediging van ons land
fluisterde mijn moeder
Ik zuchtte van prettige veiligheid
Ik wilde dat hij lachte
knipoogde, bewoog
ik wilde met hem dansen
over de treetjes
waar de bloemen werden gelegd,
tussen tulpen en viooltjes
over de stoep
langs de mensen die huilden
die zich verscholen onder hoeden
Als we in de rij stonden
kon ik goed naar hem kijken
het hele Wilhelmus lang
Geen bloemen voor hem
terwijl hij net zo stil stond
als de drie mannen
en vredig wachtte
tot we hem nodig
zouden hebben
ooit