deur

DEUR

er werd gebeld
twee stralende koppen
zeiden mij blij en enthousiast
dat ze me zo graag wilden vertellen
hoe mooi en fijn de bijbel was
ze droegen een tas
en drukten een blaadje
in mijn verbijsterde lege hand
verzekerden dat het geluk zou komen
door grote inzet van hun kant
ik deinsde terug
twee glanzende schoenen
hielden de deur kordaat op een kier
ik duwde hard maar hoorde uitsluitend
verontrustend kraken in het scharnier
ze hielden vol
vertelden mij over
hel verdoemenis en het kruis
ik kreeg de neiging ze daar in te trappen
ik wilde ze kwijt, weg uit mijn huis
ik zette me schrap
en duwde nog harder
als door bovennatuurlijke kracht
ging de deur langzaam richting slot en
twee stralende koppen kreunden zacht
ik veegde stil
met een stuk van ’t blaadje
bloed van de stenen dorpel af
probeerde me voor de geest te halen
wie dat toch is die onmiddellijk straft